Vanaf vandaag zijn wij voorverkoopadres voor een bijzonder concert door kamerkoor Kwintessens:
Er wordt bijzondere muziek uitgevoerd op een bijzondere locatie. Meer informatie vindt u op de website van het koor.
Lees verder
Vanaf vandaag zijn wij voorverkoopadres voor een bijzonder concert door kamerkoor Kwintessens:
Er wordt bijzondere muziek uitgevoerd op een bijzondere locatie. Meer informatie vindt u op de website van het koor.
Lees verder
Op de 151e verjaardag van Rudolf Steiner wil ik wijzen op twee potentieel interessante publicaties, die afgelopen najaar in Duitsland verschenen. Zij zijn een indicatie voor het feit dat er vanuit academische milieus langzaamaan toch meer belangstelling komt voor leven en werk van Rudolf Steiner.
In dit geval gaat het om filosofische werken van het soort dat in Nederland niet zo snel lezers zal vinden. Deze filosofische berglucht is niet onze natuurlijke intellectuele habitat.
Een uitvoerige bespreking moet u hier ook niet verwachten. Daarvoor is ondergetekende niet echt toegerust. En was hij dat wel, dat nog zou lezing van beide werken daarvoor noodzakelijk zijn en daar zal het niet op korte termijn van komen.
Het eerste boek is getiteld “Philosophie und Anthroposophie. Die philosophische Weltanschauung Rudolf Steiners. Grundlegung und Kritik“. De auteur, Hartmut Traub, is iemand die zich vooral met de filosofie van Fichte heeft beziggehouden. Op 1040 (!) bladzijden doet hij een uitvoerige poging om het filosofische werk van Rudolf Steiner, vooral de Filosofie der Vrijheid en Waarheid en Wetenschap, zowel in hun oorspronkelijke vorm als in de door Steiner zelf verzorgde latere herdrukken, grondig te analyseren en te beoordelen. Het is voor het eerst en daarom verheugend dat dit aspect van Steiners werk vanuit de filosofische vakwereld serieus wordt genomen. Uit de inleiding, waarin de conclusies alvast worden samengevat, krijg je wel de indruk dat er volgens de auteur veel is aan te merken op de consistentie en steekhoudendheid van Steiners filosofische werken, en helemaal op de manier waarop ‘de antroposofen’ hiermee zijn omgegaan. Maar in hoeverre deze conclusies juist zijn en de ietwat pedante toon van de auteur rechtvaardigen, moet ik hier in het midden laten. We zullen eerst maar de recensies in ‘de bladen’ afwachten. Een eerste bespreking, van Ansgar Martins, is hier en hier te lezen.
Het tweede boek draagt de intrigerende titel “Die 25 Jahre der Philosophie“. Het is van de hand van Eckart Förster, o.a. hoogleraar filosofie aan de Johns Hopkins University in Baltimore. Hij is een academische filosoof met een antroposofische achtergrond, getuige zijn interessante artikel in Die Drei over Steiners zgn. Bologna-voordracht, dat op het weblog van Michel Gastkemper is te vinden, onder het kopje Bologna.
Om het kort te houden citeer ik hier ter verklaring van de titel de tekst van de website van de uitgever:
“Kant behauptete, dass es vor der “Kritik der reinen Vernunft” von 1781 gar keine Philosophie gegeben habe, und 1806 erklärte Hegel, dass die Philosophie nun beschlossen sei. Hätten beide mit ihren Behauptungen recht gehabt, würde sich die Geschichte der Philosophie, die wir normalerweise auf zweieinhalb Jahrtausende berechnen, auf 25 Jahre reduzieren.
“Die 25 Jahre der Philosophie” ist der Versuch, den Gedanken, dass die Philosophie 1781 beginnt und 1806 beschlossen ist, nachzuvollziehen und zu verstehen. Eckart Förster untersucht die Gründe, die Kant und Hegel zu ihren Aussagen bewegt haben, sowie die Schritte, die in so kurzer Zeit von Kants ‘Anfang’ zu Hegels ‘Ende’ führen konnten. Er kommt zu dem überraschenden Ergebnis, dass sowohl Kant als auch Hegel in einem unerwarteten aber gewichtigen Sinn recht haben.”
Steiner komt in dit boek niet ter sprake en wordt alleen in de literatuuropgave genoemd. Maar de beschouwing mondt uit in de mogelijke voortzetting van de filosofie als ‘scientia intuitiva’, waarbij o.a. het gedachtegoed van Goethe een prominente rol speelt. En daarmee komt Steiner impliciet in beeld. Het zal ook niet zonder betekenis zijn dat het boek is opgedragen aan Frank Teichmann.
Een Engelse uitgave zal in de loop van dit jaar verschijnen.
Hartmut Traub: Philosophie und Anthroposophie. Die philosophische Weltanschauung Rudolf Steiners. Grundlegung und Kritik.
Stuttgart : Kohlhammer, 2011. – 1040 p.
ISBN 987-3-17-022019-5. – € 84,95
Eckart Förster: Die 25 Jahre der Philosophie.
Frankfurt am Main : Klostermann, 2011. – 400 p.
(Philosophische Abhandlungen ; Band 102)
ISBN 978-3-465-03710-1. – € 52,95
(Herman)
Ekkehard Meffert
Die Zisterzienser und Bernhard von Clairvaux : Ihre spirituellen Impulse und die Verchristlichung der Erde
Verlag Engel, 2010. 360 p.
ISBN 978-3-927118-21-8
€ 59,50
Ekkehard Meffert (1940) schreef eerder interessante monografieën over Nicolaus Cusanus (filosoof/theoloog, 1401-1464), Carl Gustav Carus (arts en natuuronderzoeker, 1789-1869) en Mathilde Scholl (grande dame uit de begintijd van de antroposofie, 1868-1941).
In dit nieuwe boek beschrijft hij hoe hij, 18 jaar oud en werkend op een schapenfarm in Yorkshire, tijdens een wandeling stuit op de ruïnes van de cisterciënzer abdij Fountains Abbey. De betovering die hij hier ervoer leidde tot een levenslange belangstelling, die uiteindelijk tot dit boek heeft geleid.
De Cisterciënzer orde werd gesticht in 1098 in Citeaux/Bourgondië maar werd vooral bekend door de invloed van Bernard van Clairvaux (1090-1153). De stichting was een reactie op de vervlakking van het kloosterleven in de Franse Benedictijner kloosters, m.n. Cluny. Binnen een halve eeuw had de orde zich middels honderden kloosters verspreid over heel Europa, van Polen tot Ierland en van Zweden tot Zuid-Spanje. De nadruk in het werk (labora, naast het gebed, ora) lag vooral in het bewerken van de aarde.
Uit het voorwoord: “Der Zisterzienser-Orden ist zweifellos derjenige Orden, der die stärkste Erd- und Raumverbundenheit aufweist. Das gilt nicht nur für seinen räumlichen Ausbreitungsprozess, nicht nur für seine sorgfältig ausgewählten, spezifischen Klosterstandorte, nicht nur für die innere Raumorientierung der Klosteranlagen, sondern vor allem auch für seinen kolonisatorischen Umgang mit der Erde und ihren Lebenskräften.
An den von den Zisterziensern geschaffenen Standorten und Kulturlandschaften haben durch Jahrhunderte hindurch Mönche an der Erde gearbeitet, diese verwandelt, und sie haben dort gebetet. Es sind “sakrale Orte” geworden. […]
Ein übergeordnetes Motiv ist das Aufzeigen der besonderen Beziehung des Zisterzienser-Ordens zur elementarischen Welt, d.h. zur Erde, Wasser, Licht und Leben sowie deren Ordnungszusammenhänge wie z.B. Klang und Raumproportionen. Diese sind Ausdruck der Lebenskräfte der Erde selbst, denen die Zisterzienser durch ihre christliche Spiritualität verbunden sind.”
Meffert concentreert zich op de eerste anderhalve eeuw, de bloeitijd, waarin de oorspronkelijke impulsen nog duidelijk zijn. Naast de historische aspecten en de gestalten van de grondleggers Stephan Harding en Bernard van Clairvaux, gaat hij ook uitgebreid in op de verschillende aspecten (architektuur, geomantie) van de kloosterbouw. Het boek is verder rijk geïllustreerd met fraaie kleurenfoto’s. Alleen een register ontbreekt helaas.
Herman Boswijk
Theo Meder
In graancirkelkringen : Een etnologisch onderzoek naar verhalen uit de grenswetenschap
Amsterdam University Press, 2006. 416 p.
ISBN 9789053568385
€ 12,50
Je komt het onderwerp graancirkels in de media de laatste jaren nauwelijks meer tegen. Dat was tien jaar geleden anders. Toen was het een nieuw fenomeen. Enerzijds was het een controversiëel onderwerp, waarbij de één het zag als bewijs voor ufo’s en ‘aliens’ en de ander als mensenwerk, een geslaagde grap die de lichtgelovigheid van de mens laat zien. Anderzijds waren de graancirkels wel een onweerlegbaar, voor iedereen (middels foto’s) waarneembaar feit van een vaak intrigerende schoonheid.
Hoewel er oudere waarnemingen zijn gedocumenteerd, nam het fenomeen vanaf eind jaren tachtig een grote vlucht, met een piek tussen 1994 (ruim 200 waarnemingen) en 2000 (150). Sindsdien neemt het langzaam weer af. Goed, op internet is er een heleboel over te vinden en in de loop der jaren zijn er veel interessante en minder interessante boeken over gepubliceerd, waaronder zelfs één bij Vrij Geestesleven (Rudi Klijnstra: In de ban van de cirkel : Graancirkels in de lage landen, 2000).
In 2006 verscheen er een apart boek over het onderwerp: In Graancirkelkringen : Een etnologisch onderzoek naar verhalen uit de grenswetenschap, geschreven door Theo Meder en gepubliceerd door de Amsterdam University Press. De auteur is onderzoeker bij het Meertens Instituut (ja, het Bureau van Voskuil), publiceerde eerder over Nederlandse volksverhalen in heden en verleden en dat verklaart de ondertitel van het boek. Uit de inleiding:
“Omdat ik een project wilde doen op het snijpunt van moderne religieuze cultuur en vertelcultuur, kwam ik weer bij de graancirkels terecht. Het voordeel van graancirkels boven verhalen van paragnosten, spiritisten en channelers is dat graancirkels in ieder geval […] echt zijn: ze liggen ieder jaar zichtbaar en tastbaar in het veld. Wat mij vooral boeit aan het fenomeen zijn de verhalen die mensen erover vertellen, en de betekenissen die ze aan graancirkels toekennen, en welke plaats deze verhalen in hun leven innemen.”
En uit het laatste samenvattende hoofdstuk (met de veelzeggende ondertitel Over de irrelevantie en onbeantwoordbaarheid van de waarheidsvraag):
“Toen ik in 2001 aan mijn onderzoek begon (dat tot 2005 duurde, HB), was ik er vast van overtuigd dat alle graancirkels mensenwerk waren – en dat ik dat desnoods zou kunnen bewijzen ook. […] Gaandeweg raakte ik dieper verzeild in het graancirkelwereldje. […] Ik werd lid van de DCCCS om van binnenuit veldwerk te kunnen doen, en raakte nog dieper onder de indruk van de verhalen die ik daar te horen kreeg. […]
Na het schrijven van dit boek ben ik persoonlijk weer nagenoeg op mijn oude uitgangspunt aangeland: wat ligt er nu meer voor de hand dan dat graancirkels door mensen gemaakt worden? Maar het zaad van de twijfel is voorgoed gezaaid, en ik wissel mijn huidige visie meteen weer in als er onomstotelijk bewijs op tafel komt. […] Wetenschappelijk gezien is de waarheidsvraag ten aanzien van graancirkels even onbeantwoordbaar als de waarheidsvraag naar het bestaan van God. Wie erin gelooft, aanvaardt de ‘waarheid’. Van de tienduizenden graancirkels die er op aarde al verschenen zijn, is onmogelijk te bewijzen dat ze allemaal door mensenhanden vervaardigd zouden zijn.”
Is dit allemaal door mensen(handen) gemaakt?
Daartussen heeft de lezer dan gedurende zo’n ruim 300 bladzijden op onderhoudende wijze kennis kunnen nemen van alle aspecten van het onderwerp en van de zeer diverse mensen die zich op velerlei manieren met het onderwerp bezig houden. En van de verhalen die ze vertellen. En daarmee is het boek eigenlijk interessant voor elke boeken- en dus verhalenliefhebber.
Ook aardig is: aanvankelijk kostte het boek ruim € 40, maar de uitgever heeft de prijs verlaagd naar € 12,50!
Herman